Obteve 32 resultados para o termo de pesquisa vermeerderen
NL Holandês PT Português
vermeerderen (v) [verhogen] reforçar (v) [verhogen]
vermeerderen (v) [versterken] tornar a dobrar (v) [versterken]
vermeerderen (v) [algemeen] tornar a dobrar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [versterken] redobrar (v) [versterken]
vermeerderen (v) [algemeen] redobrar (v) [algemeen]
NL Holandês PT Português
vermeerderen (v) [algemeen] dilatar (v) [algemeen]
vermeerderen (n v) [increase (in a quantity, price, etc)] aumento (n v) {m} [increase (in a quantity, price, etc)]
vermeerderen (v) [algemeen] alargar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [versterken] amplificar (v) [versterken]
vermeerderen (v) [algemeen] amplificar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [versterken] ampliar (v) [versterken]
vermeerderen (v) [algemeen] ampliar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [algemeen] aperfeiçoar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [algemeen] aprimorar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [algemeen] melhorar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [versterken] reforçar (v) [versterken]
vermeerderen (v adj) [to grow in number] acumular (v adj) [to grow in number]
vermeerderen (v) [bedrag] reforçar (v) [bedrag]
vermeerderen (v) [algemeen] reforçar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [versterken] incrementar (v) [versterken]
vermeerderen (v) [verhogen] incrementar (v) [verhogen]
vermeerderen (v) [bedrag] incrementar (v) [bedrag]
vermeerderen (v) [algemeen] incrementar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [versterken] intensificar (v) [versterken]
vermeerderen (v) [verhogen] intensificar (v) [verhogen]
vermeerderen (v) [bedrag] intensificar (v) [bedrag]
vermeerderen (v) [algemeen] intensificar (v) [algemeen]
vermeerderen (v) [versterken] aumentar (v) [versterken]
vermeerderen (v) [verhogen] aumentar (v) [verhogen]
vermeerderen (v) [bedrag] aumentar (v) [bedrag]
vermeerderen (v) [algemeen] aumentar (v) [algemeen]
vermeerderen (v adj) [to pile up] acumular (v adj) [to pile up]

Traduções de Holandês Português

NL Sinónimos de vermeerderen PT Traduções
ophopen [aangroeien] amontoar-se
toenemen [stijgen] crescer
oplopen [stijgen] incorrer
vergroten [uitbreiden] aumentar
stijgen [groeien] subida {f}
uitbreiden [uitbouwen] extender (v)
aangroeien [ophopen] expandir-se