Obteve 12 resultados para o termo de pesquisa uitschelden
NL Holandês PT Português
uitschelden (v) [afkeuring] censurar (v) [afkeuring]
uitschelden (n v) [to insult] ofender (n v) [to insult]
uitschelden (v) [woede] ofender (v) [woede]
uitschelden (n v) [to insult] insultar (n v) [to insult]
uitschelden (v) [woede] insultar (v) [woede]
NL Holandês PT Português
uitschelden (v) [afkeuring] reprovar (v) [afkeuring]
uitschelden (v) [afkeuring] repreender (v) [afkeuring]
uitschelden (v) [afkeuring] repreender severamente (v) [afkeuring]
uitschelden (v) [afkeuring] dar uma bronca em (v) [afkeuring]
uitschelden (v) [woede] dizer nomes feios (v) [woede]
uitschelden (n v) [to insult] ultrajar (n v) [to insult]
uitschelden (n v) [to insult] afrontar (n v) [to insult]

Traduções de Holandês Português

NL Sinónimos de uitschelden PT Traduções
uitmaken [uitfoeteren] compor
schelden [uitfoeteren] xingar
uitfoeteren [schelden] dar uma bronca em
uitjouwen [beschimpen] debochar
honen [bekladden] insultar
beschimpen [bekladden] ofender