Obteve 13 resultados para o termo de pesquisa vrijspreken
NL Holandês PT Português
vrijspreken (v) [rechten] absolver (v) [rechten]
vrijspreken (v) [schuld] absolver (v) [schuld]
vrijspreken (v) [to declare not guilty, innocent] absolver (v) [to declare not guilty, innocent]
vrijspreken (v) [to discharge from an obligation] absolver (v) [to discharge from an obligation]
vrijspreken (v) [to pronounce free or give absolution] absolver (v) [to pronounce free or give absolution]
NL Holandês PT Português
vrijspreken (v) [rechten] desculpar (v) [rechten]
vrijspreken (v) [schuld] desculpar (v) [schuld]
vrijspreken (v) [rechten] livrar da culpa (v) [rechten]
vrijspreken (v) [schuld] livrar da culpa (v) [schuld]
vrijspreken (v) [rechten] exonerar (v) [rechten]
vrijspreken (v) [schuld] exonerar (v) [schuld]
vrijspreken (v) [to declare not guilty, innocent] inocentar (v) [to declare not guilty, innocent]
vrijspreken (adj adv v) [to remove from suspicion] eximir (adj adv v) [to remove from suspicion]