Obteve 2 resultados para o termo de pesquisa zich aan elkaar vasthouden
Ir para
NL Holandês PT Português
zich aan elkaar vasthouden (v) [algemeen] agarrar-se (v) [algemeen]
zich aan elkaar vasthouden (v) [algemeen] unir-se a (v) [algemeen]

NL PT Traduções para zich

zich (n v) [put on clothes] vestir (n v) [put on clothes]
zich (v) [to seize power] usurpar (v) [to seize power]
zich (v n) [make a firm decision] resolver (v n) [make a firm decision]
zich (v) [join conversation] intrometer-se (v) [join conversation]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk.] se (o) [wederkerend vnw. - enk.]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk. - beleefd] se (o) [wederkerend vnw. - enk. - beleefd]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord] se (o) [wederkerend voornaamwoord]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.] se (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord - mv. - beleefd] se (o) [wederkerend voornaamwoord - mv. - beleefd]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk.] si mesmo (o) [wederkerend vnw. - enk.]

NL PT Traduções para aan

aan (particle prep adv) [used to indicate the indirect object] para (particle prep adv) [used to indicate the indirect object]
aan (particle prep adv) [used to indicate the indirect object] a (particle prep adv) [used to indicate the indirect object]
aan (o) [nabijheid] em (o) [nabijheid]
aan (particle prep adv) [used after certain adjectives to indicate a relationship] com (particle prep adv) [used after certain adjectives to indicate a relationship]
aan (n) [denoting unit price] arroba (n) [denoting unit price]

NL PT Traduções para elkaar

elkaar (pronoun) [to one another; one to the other] se (pronoun) [to one another; one to the other]
elkaar (o) [algemeen] um ao outro (o) [algemeen]
elkaar (pronoun) [to one another; one to the other] um ao outro (pronoun) [to one another; one to the other]

NL PT Traduções para vasthouden

vasthouden (v) [positie] segurar (v) [positie]
vasthouden (v) [tegenhouden] segurar (v) [tegenhouden]
vasthouden (v) [vastgrijpen] agarrar (v) [vastgrijpen]
vasthouden (v) [vastgrijpen] apertar (v) [vastgrijpen]
vasthouden (v) [positie] manter (v) [positie]
vasthouden (v) [tegenhouden] manter (v) [tegenhouden]
vasthouden (v) [positie] reter (v) [positie]
vasthouden (v) [tegenhouden] reter (v) [tegenhouden]
vasthouden (v) [positie] ter (v) [positie]
vasthouden (v) [tegenhouden] ter (v) [tegenhouden]