Obteve 12 resultados para o termo de pesquisa schok
NL Holandês PT Português
schok (n) [beweging] {m} sobressalto (n) {m} [beweging]
schok (n) [gevoelens] {m} impacto (n) {m} [gevoelens]
schok (n) [natuur] {m} impacto (n) {m} [natuur]
schok (n) [ontploffing] {m} impacto (n) {m} [ontploffing]
schok (n) [gevoelens] {m} tremor (n) {m} [gevoelens]
NL Holandês PT Português
schok (n) [natuur] {m} tremor (n) {m} [natuur]
schok (n) [ontploffing] {m} tremor (n) {m} [ontploffing]
schok (n) [gevoelens] {m} choque (n) {m} [gevoelens]
schok (n) [natuur] {m} choque (n) {m} [natuur]
schok (n) [ontploffing] {m} choque (n) {m} [ontploffing]
schok (n) [schudden] {m} tranco (n) {m} [schudden]
schok (n) [schudden] {m} solavanco (n) {m} [schudden]

Traduções de Holandês Português

NL Sinónimos de schok PT Traduções
bons [beving] m quique
ruk [beving] m sacalão (n v)
stoot [beving] m gostosa (n v)
trilling [beving] f arrepio {m}
dreun [drama] m pancada {f}
klap [drama] m pancada {f}
tegenslag [ramp] m adversidade {f}
slag [ramp] m pugna
aardbeving [aardschok] f tremor {m}