Obteve 13 resultados para o termo de pesquisa ultrapassar
PT Português NL Holandês
ultrapassar (v) [obstáculo] breken door (v) [obstáculo]
ultrapassar (v) [obstáculo] doorheenbreken (v) [obstáculo]
ultrapassar (v) [automóveis] reviseren (v) [automóveis]
ultrapassar (v) [automóveis] inhalen (v) {n} [automóveis]
ultrapassar (v) [limite] overschrijden (v) [limite]
PT Português NL Holandês
ultrapassar (v) [to exceed] overtreffen (v) [to exceed]
ultrapassar (v) [automóveis] passeren (v) [automóveis]
ultrapassar (v) [automóveis] grondig nazien (v) [automóveis]
ultrapassar (v) [to exceed] overstijgen (v) [to exceed]
ultrapassar (v) [pessoa] achter zich laten (v) [pessoa]
ultrapassar (v) [limite] te buiten gaan (v) [limite]
ultrapassar (v) [pessoa] voorbijlopen (v) [pessoa]
ultrapassar (v) [automóveis] voorbijschieten (v) [automóveis]
PT Sinónimos de ultrapassar NL Traduções
vencer [exceder] verlopen
passar [exceder] uitkammen
expirar [superar] verlopen
caducar [superar] verjaren
derrubar [superar] aandrukken
ganhar [superar] bekomen
derrotar [superar] overwinnen
abater [superar] vellen
fazer [transmitir] binnenladen (n v)
coar [transmitir] zeven {n}
alcançar [transmitir] erachter komen
gastar [transmitir] verslijten
decorrer [transmitir] verlopen
transcorrer [transmitir] verlopen
correr [transmitir] lopen {n}
ir [transmitir] failliet gaan